Leefplezierplan voor de zorg

Binnen de Nederlandse verpleeghuizen gelden diverse normen en protocollen, die vooral zijn ontwikkeld om de veiligheid van bewoners te waarborgen en te voorzien in hun medische behoeften. Voor deze kwetsbare mensen, in de laatste fase van hun leven, is positief welbevinden echter minstens zo belangrijk als het voorkomen van narigheid en ongelukken. Kunnen we inspelen op de verlangens van mensen en hen de ruimte geven om te doen wat zij graag willen doen en de persoon te zijn die zij graag willen zijn? Leyden Academy onderzoekt wat er gebeurt als je dit in de langdurige zorg als uitgangspunt kiest en als maatstaf neemt voor kwaliteit.

Leefplezier in de ouderenzorg
Wat gebeurt er als we in de ouderenzorg de verlangens van bewoners als vertrekpunt nemen? En als hun leefplezier leidend is bij de verantwoording van de kwaliteit van de zorg? We verkenden het van april 2017 tot april 2019 in het pilotproject ‘Leefplezier in de ouderenzorg’, ondersteund door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Tegemoetkomen aan persoonlijke wensen en verlangens vraagt allereerst dat verpleegkundigen en verzorgenden de bewoners beter leren kennen: wat is hun verhaal, wie zijn voor hen belangrijk, wat geeft hun leven kleur? Deze inzichten vormen het uitgangspunt van het leefplezierplan, met daarin ook aandacht voor de rollen van familie en mantelzorgers en de dilemma’s die in de praktijk ontstaan. Want wat bewoners en hun dierbaren graag willen, kan schuren met wat er mag, kan, of ‘hoe het hoort’. Daar moet met elkaar de benodigde ruimte worden gecreëerd. Belangrijk element in de pilot is het zichtbaar maken van de kwaliteit die voortkomt uit deze nieuwe aanpak.

Foto: De Oude Pastorie

Op 4 april 2019 hebben wij onze bevindingen gepresenteerd tijdens een conferentie voor betrokkenen in Leiden, waarbij we ook ons eindrapport uitreikten aan Theo van Uum, directeur Langdurige Zorg bij VWS. De reacties vanuit de elf deelnemende zorgorganisaties zijn heel enthousiast: bij bewoners, hun belangrijke anderen (familie, vrienden, mantelzorgers) en zeker ook bij de teamleden. Het sturen op positieve ervaringen heeft een positief effect op het werkplezier van verpleegkundigen en verzorgenden. Het geeft hen veel voldoening om iets te kunnen betekenen voor de kwaliteit van leven van hun bewoners. U kunt deze ‘handreiking’ hier downloaden, met een introductie van het leefplezierplan aan de hand van veel ervaringen en sprekende foto’s uit de praktijk. Lees ook het persbericht over de belangrijkste bevindingen.

Vervolgprojecten
In navolging op het succesvolle Leefplezierplan hebben we de volgende projecten opgezet:

  1. Leefplezierplan op locatie: hierin schalen we het werken met het leefplezierplan op van teamniveau naar twee complete locaties.
  2. Ervaringen in de praktijk: hoe geven organisaties de ervaringen van zorgverleners, bewoners en belangrijke anderen een plek in het kwaliteitsbeleid?
  3. Narratieve verantwoording in de praktijk: een methode om ervaringen structureel deel te laten uitmaken van de dagelijkse routine van zorgmedewerkers en van het kwaliteitsbeleid.
  4. Samen werken aan liefdevolle zorg (in samenwerking met Topaz): hoe kunnen zorgmedewerkers en naasten samen werken aan liefdevolle zorg voor de bewoner?
  5. Videoreeks Liefdevolle zorg in de praktijk: een serie van negentien korte inspiratievideo’s voor medewerkers zorg en welzijn.
  6. Train-de-trainer Leefplezierplan voor de zorg: een cursus voor trainers om zich de leefplezier-benadering eigen te maken zodat zij medewerkers zorg en welzijn hierin kunnen opleiden.

Meer over de leefplezier-benadering
Via de nieuwsbrief ‘Leefplezier in de ouderenzorg’ houden we u periodiek op de hoogte van interessante ontwikkelingen en initiatieven, inspirerende praktijkvoorbeelden en de voortgang van onze projecten. U kunt de nieuwsbrieven teruglezen op de website van Leefplezier in de ouderenzorg. Benieuwd naar wat er in de media over de leefplezier-benadering is verschenen? Klik dan hier.

Neem in geval van vragen of suggesties contact op met Ellen Plasmeijer.